Isolatie

KOSTEN € 40.000 - 200.000
BESPARING 10 -30%
TVT > 20 jaar

Monumenten hebben meer kieren dan moderne gebouwen, hetgeen gunstig is voor de afvoer van vocht naar buiten. Isolatie blokkeert deze natuurlijke afvoer, waardoor condensatie in de constructie kan ontstaan. Het is daarom van belang dampopen te isoleren, zodat de constructie kan blijven ademen.

De vochtafvoercapaciteit van de constructie moet namelijk groter zijn dan de toevoercapaciteit. De gebouwschil moet daarom naar buiten toe steeds dampopener zijn. Met extra ventilatievoorzieningen moet het resterende deel van de vochtige binnenlucht afgevoerd worden.

Isoleren aan de buitenzijde beperkt de kans op condensatieproblemen. De gehele constructie bevindt zich dan aan de warme zijde en koudebruggen worden meegeïsoleerd. In het algemeen geldt bij na-isolatie van monumenten dat koudebruggen kritisch bekeken moeten worden, naden in het isolatiepakket goed afgewerkt worden en een niet te hoog isolatieniveau toegepast wordt.

Na-isoleren van kerken is in de regel omvangrijk en kostbaar. Daardoor zijn isolatiemaatregelen vaak alleen aantrekkelijk als onderdeel van een grootschalige restauratie of renovatie. Vaak wordt het economisch pas interessant bij hogere gebruiksintensiteit (warmtevraag >15 uur/week in het stookseizoen) of bij hogere comforteisen (temperatuur >18°C).

De cultuurbehoudsfactor maakt de opgave steeds tot maatwerk en beperkt meestal de mogelijkheden voor gevelisolatie, zowel aan interieurzijde als aan de buitenkant. Maar de overige delen van de gebouwschil bieden meestal verbeteropties. Na-isoleren is vrijwel altijd vergunningplichtig en daarom is vroegtijdig overleg met de gemeente raadzaam.

Glasisolatie

Het glasoppervlak moet in het algemeen het koudste vlak zijn, zodat condens zich daar afzet en niet op andere kwetsbare plekken. Dit geldt echter niet voor gebrandschilderd glas, omdat condens dan funest kan zijn. Condenswater kan namelijk de schildering aantasten, zodat in die situatie speciale aandacht is vereist.
Bij glasisolatie kan men kiezen tussen isolatieglas, voorzetbeglazing aan de buitenzijde of achterzetbeglazing aan de binnenzijde. Glasisolatie weert tocht en vermindert de koudeval langs de ramen. Glasisolatie is vergunningsplichtig en altijd in het zicht dus een aantasting van het monumentale beeld van de kerk. Daarom moet hier altijd kritisch naar gekeken worden. Aanvullende informatie over de bouwkundige detailleringen staat in de uitvoeringsrichtlijn voor glas-in-lood (URL 4002).

Voor- en achterzetbeglazing

Voor- of achterzetglas is zeer effectief vanwege het meestal grote glasoppervlak en de minimale warmteweerstand van glas-in-lood en enkelglas. Besparingen tot circa 25% op de stookkosten zijn soms haalbaar. Bij monumentale kerkgebouwen met glas-in-lood ramen is voorzetglas een oplossing, indien men vooral het beeld aan de binnenzijde wil behouden. Dit biedt tevens het voordeel van vandalismebescherming of een andere aantasting van buiten, zoals hagel en wind. Ook wordt de levensduur van het glas-in-lood hierdoor flink verlengd (van 50 à 70 jaar naar ruim 100 jaar). Voorzetglas kan onder meer worden uitgevoerd in gelaagd of gehard glas, al dan niet gestructureerd. Aan de buitenzijde vermindert voorzetglas echter de beleving van glas-in-lood. Indien men vooral het buitenaanzicht wil behouden is achterzetglas een oplossing. Men kan eventueel kiezen voor ontspiegeld glas waardoor het verstorend effect van voor- of achterzetglas wordt verminderd (dit is vaak wel duurder).

Bij voor- en achterzetbeglazing moet de luchtspouw geventileerd worden, waardoor de isolatiewaarde afneemt. Bij gebrandschilderd glas verdient voorzetglas en ventilatie met binnenlucht en een brede luchtspouw van 5 à 6 cm de voorkeur. Er kan voor gekozen worden om de voor- of achterzetbeglazing in isolatieglas uit te voeren. Dit levert de hoogste energiebesparing op. De randvoorwaarden voor het aanbrengen variëren van geval tot geval, zijn complex en zijn vaak alleen vast te stellen na een gedegen vooronderzoek.

Isolatieglas

Toepassing van dubbel glas ter vervanging van de bestaande beglazing is doorgaans niet mogelijk. Vaak bestaan de ramen uit glas-in-lood waardoor vervanging door gewoon glas niet aan de orde is of zijn de bestaande sponningen niet geschikt. Een systeem waarbij het glas-in-lood in dubbele beglazing wordt opgesloten is schadelijk en niet toegestaan.
Ventilatie is vanwege de hermetisch afgedichte spouw dan namelijk niet mogelijk. Hierdoor kan het glas-in-lood zijn warmte niet kwijt. Dit kan leiden tot thermische breuk van het glas.

Dakisolatie

De kapconstructie heeft een aanzienlijke invloed op het warmteverlies van een kerk. De warmte stijgt immers naar boven. Via het dak vindt daarom relatief veel warmtetransmissie en exfiltratie van warme lucht plaats. Dakisolatie kan de luchtdichtheid en de thermische kwaliteit van een kerkgebouw aanzienlijk verbeteren. Historische kappen zijn echter kwetsbaar en gebaat bij een meer dan goede ventilatie. Vooral ventilatie van de kapvoet is van essentieel belang. Dat kan met directe buitenlucht maar ook indirect door ventilatiekappen in het dak (monnikskappen). Om vochtproblemen te voorkomen moet tevens kritisch worden gekeken naar de dampopenheid van de constructie. Aanvullende informatie over de bouwkundige detailleringen staat in de uitvoeringsrichtlijnen voor historische leidaken, pannendaken en metalen daken (URL 4010, 4011 en 4014).

Buitenisolatie kapconstructie

Bij buitenisolatie blijft de dakconstructie in het zicht en bevindt de constructie zich aan de warme kant van de isolatie. Nadeel is dat het buitenaanzicht wijzigt omdat het dakvlak omhoog komt. Ook kunnen er problemen ontstaan bij aansluitingen, zoals nok en dakgoten. Daarom wordt dit zelden toegepast en is het bij leien daken vrijwel onmogelijk.

Binnenisolatie kapconstructie

Binnenisolatie laat het dakaanzicht aan de buitenzijde intact, maar onttrekt de binnenzijde van de kapconstructie aan het zicht. Bij binnenisolatie is de kans op vochtproblemen het grootst en moet extra aandacht worden besteed aan een goede vochtregulerende opbouw van het isolatiepakket.

Gewelfisolatie

Gewelfisolatie is qua energiebesparing en in financieel opzicht vaak de meest aantrekkelijke vorm van isolatie. Dit komt omdat de warme lucht zich bovenin de kerk onder het gewelf ophoopt. Isolatie van het gewelf kan vooral interessant zijn bij intensief kerkgebruik en wanneer het wordt gecombineerd met correcte kierdichting van het gewelf.

Het risico van het verstikken van de kapvoet van houten gewelven moet te allen tijde vermeden worden. Het behoud van het monument is immers van primair belang. Waarborgen van de ventilatie bij de kapvoet is daarom essentieel. Bij houten gewelven is het gewelfhout veelal vrij gehouden van de muurplaat om een doorgaande kier te verkrijgen. Hierdoor is ventilatie vanuit het interieur naar de geventileerde kapruimte mogelijk. Deze naad wordt bij gewelfisolatie vaak dichtgezet, waardoor de kapvoet op termijn gaat rotten. Zoals eerder vermeld onder kierdichting moet bij houten gewelven tevens een kier van ± 15mm direct boven de muurplaat worden aangebracht, ten behoeve van het behoud van ventilatie bij de kapvoet. Stenen gewelven zijn in het algemeen beter kierdicht dan houten gewelven, zodat daar wat minder besparing te bereiken valt. De maximale energiebesparing bij stenen en houten gewelven kan in sommige situaties oplopen tot respectievelijk 25% en 35%.

Bij gewelven en kerkzolders is het een optie om de bovenzijde van het gewelf of de zoldervloer te isoleren. Dit is in principe efficiënter dan het isoleren van het dak. Bij na-isolatie van gewelven is het van belang dat er geen naden zijn in de isolatie en dat de isolatie gelijkmatig over het gehele gewelf toegepast kan worden. Gewelven hebben vaak samengestelde gebogen vormen zodat alleen flexibele isolatiedekens geschikt zijn. Isolatiedekens los leggen geeft een grote kans op afschuiven. Mechanisch bevestigen is mogelijk bij houten gewelven, maar kan bij bakstenen gewelven leiden tot afbrokkelen van de stenen. Isolatiedekens kunnen dus uitzakken en bij veroudering uiteenvallen. De gewelven zijn dan niet meer overal gelijkmatig geïsoleerd en er ontstaan dan koudebruggen. In sommige kerken is PUR-schuim isolatie toegepast. Een groot nadeel is dat dit materiaal niet reversibel en volledig dampdicht is. Daarom wordt toepassing van PUR-schuim afgeraden. Er zijn ook systemen waarbij cellulosevlokken op de gewelven worden geblazen. Dit is een natuurlijk isolatiemateriaal met goede vochtregulerende eigenschappen. Een nadeel hiervan is dat het ongedierte kan aantrekken.

Vloerisolatie

Vloerisolatie is een optie indien er een kruipruimte of kelder aanwezig is of de kerkvloer vervangen moet worden. Bij voldoende hoogte van de kruipruimte kan de vloer van de onderzijde geïsoleerd worden, bijvoorbeeld met luchtkussens van aluminiumfolie. Bij een lage kruipruimte kan isolatiemateriaal - bijvoorbeeld schelpen - worden ingeblazen.
Indien de vloer gedemonteerd moet worden kan van bovenaf geïsoleerd worden. In deze situatie wordt aanbevolen om tevens vloerverwarming te overwegen. In alle gevallen geldt bij vloerisolatie dat de kruipruimte matig geventileerd moet worden.

Gevelisolatie

Muurisolatie heeft bij kerkgebouwen doorgaans een beperkte meerwaarde, omdat massieve kerkmuren van 60 à 70 centimeter dik op zich al relatief goed isoleren. Wel is het zo dat bij langdurige koude de buitenmuren flink afkoelen met forse koudeval als gevolg. De monumentale waarden beperken meestal de mogelijkheden voor gevelisolatie, zowel aan binnenzijde als aan de buitenkant. In geval van muren met binnenbepleistering
– die vervangen moet worden – zijn er soms wel mogelijkheden. Bijvoorbeeld kalkgebonden isolerende pleistermortel, waarmee met behoud van maat en beeld van de oude gepleisterde binnenafwerking een redelijke isolatiewaarde kan worden bereikt. De keuze van het type pleisterwerk moet zorgvuldig gebeuren. Door de eeuwen heen is namelijk veel geëxperimenteerd met pleisterwerk met wisselend succes. Dit moet dus per situatie goed worden beoordeeld. Een belangrijk nadeel van binnenisolatie is dat het accumulerend vermogen van de constructie grotendeels verdwijnt. Aanvullende informatie over de bouwkundige detailleringen staat in de uitvoeringsrichtlijn voor historisch metselwerk (URL 4003).

Informatie over
groen erfgoed
Toezicht op
monumenten
Projectaanpak
restauratie
Richtlijnen
verduurzaming
Restauratoren
Register

Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM)
Bezoekadres: Utrechtseweg 12, Amersfoort. Postadres: Postbus 420, 2800 AK Gouda. Tel: 085 - 486 24 80